'De man die wat beleefde'
George Dessing was de tweede zoon uit een gezin met negen kinderen. Zijn vader was architect Adriaan Dessing, die vooral in Naaldwijk en omstreken zijn sporen heeft achtergelaten.
Enige tijd in de periode 1920-1929 stond George Dessing ingeschreven bij het Missiehuis in Uden. Dat was een opleiding tot missionaris, maar mogelijk was het voor hem vooral een kostschool. Aan een medewerker van SOE vertelde Dessing namelijk dat hij een ‘checkered eductional career’ had met een ‘spell in a boarding school for unruly lads’, maar dat hij wel zijn vijfjarige hbs had afgemaakt.
Zijn militaire dienst volbracht hij in 1928-1931. Daarna vertrok hij voor studie naar Wenen. In 1936 vertrok hij vanuit Engeland naar Zuid-Afrika met de Union-Castle lijn. Op de passagierslijst van het schip Grantully Castle staat hij als handelsreiziger op weg naar Kaapstad.
Hij ging werken als accountant bij het Engelse bedrijf Curry, Carruthers & Thompson, accountants en auditors in Johannesburg. En bij het bedrijf Langlaagte Estate Gold Mining Co, Johannesburg.
In 1940 keerde Dessing naar Engeland terug om daar op 20 augustus bij het Nederlandse leger in dienst te gaan. In april 1941 werd hij door SOE gerekruteerd.
Hij werd opgeleid tegelijkertijd met Ab Homburg, Cor Sporre en Han Jordaan. Na een eerste opleiding in Winterfold House, schreef colonel Johnston op 20 mei 1941 over Dessing: ‘Physically strong and active. A good type. Very well educated and travelled. Has character, is keen, quiet, sensible and able to look after himself and appears to be entirely trustworthy and reliable. Is anxious to do a job and would not mind what he is asked to do. Would make a good leader or organizer.’
Daarna kreeg hij paramilitaire training in Arisaig House in Schotland. Lieutenant-colonel Evans beoordeelde Dessing in juni 1941: ‘He is not as quick and intelligent as most of the others, but he is very keen and tough. As he is a cheery, happy-go-lucky type he would make an excellent member of a well-led party.’
Vervolgens doorliep Dessing de parachutetraining bij Ringway in Manchester en de ‘finishing school’ bij Beaulieu. De commandant van Beaulieu, colonel Munn, schreef: ‘Average intelligence; shrewd, humourous and popular. Mentally and physically tough. Thoroughly reliable.’
Ondanks positieve beoordelingen, ging het eind juli mis: Dessing werd naar de ‘Cooler’ gestuurd. Vanwege Dessings gebrek aan zelfbeheersing was Richard Laming, hoofd van de Nederlandse sectie van SOE, bang dat hij een gevaar zou vormen voor de andere SOE-agenten-in-opleiding. In Dessings dossier staan de aantekeningen: ‘spent freely on drink; formed sentimental attachments with women when intoxicated’.
De Cooler was SOE’s Special Workshop School nummer 6 in Inverlair Lodge, in Schotland. Daar konden agenten worden geïsoleerd als ze zich niet volgens de regels hadden gedragen. Zo schrijft Christpoher Murphy: ‘the SOE establishment at Inverlair represented a ‘mild’ form of detention, with its focus upon agents who, through no fault of their own, had been found to be ‘not up to scratch’ during their training, and were held through little stronger than the application of military discipline’.
Begin oktober 1941 mocht Dessing weer terug naar de opleiding. Hij was genezen van een blessure aan zijn rechterpols die hij had opgelopen toen hij van een ladder viel. Iedereen was ervan overtuigd dat Dessing ‘pulled himself together’. Zijn gedrag was nu ‘uitstekend’, op sarcastische opmerkingen na. Hij mocht naar Londen, maar werd natuurlijk wel in de gaten gehouden. Laming rapporteerde:
He was lodged in a small flat and, to a very great extent, left to his own devices, but watched. The improvement which had set in in Scotland continued. Admittedly, he was not supplied with much money, but still it would have been enough for him to get into mischief, but right through the period of his trial, he has kept absolutely straight and thereby restored my full confidence in him. He is now fully aware of the gravity of the work which he has undertaken, and I feel convinced that, once in the field, he will prove to be a valuable assistant.
Ook voor zijn missie voor SOE zou Dessing veel op zichzelf zijn aangewezen.
Op 27 februari 1942 sprong Dessing af boven Nederland als vijfde SOE-agent. Hij landde ten oosten van Ermelo, bij Duitse barakken bij de Jan van Schaffelaerkazerne. Hij ging naar Amsterdam om zijn missie uit te voeren. Zijn operatie ‘Carrot’ bestond uit meerdere opdrachten:
Het verkennen van een zeeroute tussen Nederland en Engeland.
Een aantal belangrijke Nederlanders helpen te ontsnappen, zoals mogelijk de eerdere minister van Defensie, J.J.C. van Dijk.
Contact opnemen met o.a. Koos Vorrink en Levinus van Looi, redacteur van Het Volk – op voorstel van de naar Londen uitgeweken sociaaldemocratische journalist Meyer Sluyser.
En als belangrijkste: Sabotagegroepen organiseren, in Rotterdam en Dordrecht, vooral op het terrein van scheepsbouw,
Dessing nam inderdaad contact op met Van Looi en hielp hem met zijn illegale blad Verzet. Hij zocht plekken voor landingen vanuit Engeland en deed inlichtingenwerk. Maar een verbinding met Londen had Dessing niet. Eigenlijk had Jan Molenaar, die een maand later uit Engeland vertrok, voor Dessing moeten gaan zenden, maar Molenaar kwam om bij landing. Dessing probeerde contact te zoeken met een andere geheim agent. Hij had daarvoor een vaste afspraak om na een radioboodschap naar het café De Leidsche Poort te gaan. Begin mei hoorde hij over Radio Oranje: ‘Een bericht voor Gerrit van den Broek. U moet steeds proberen. Alles komt in orde.’ Maar toen hij daar eindelijk iemand trof, SOE-agent Leo Andringa die Dessing uit Engeland kende, maakte die aan Dessing duidelijk dat hij door de Gestapo gevolgd werd.
Zonder verbinding met Londen, zonder andere agenten om mee samen te werken, zat Dessing bovendien zonder geld. Bij de landing in februari had hij zevenduizend gulden bij zich en in oktober 1942 had hij nog tweeduizend gulden geleend.
Hij kon sabotagegroepen geen materiaal leveren en zag daarom geen nut in het organiseren ervan. Zeeroutes waren niet mogelijk, hoorde hij. Hij had geen connecties om belangrijke mensen te helpen ontsnappen. Het was al moeilijk genoeg om zelf terug te keren naar Engeland.
Op de terugreis nam Dessing wel op Vorrinks verzoek documenten van hem op microfilm mee, die hij in zijn broekband naaide.
Op de fiets vertrok Dessing van Roosendaal naar België. In Brussel ontmoette hij iemand die hem hielp via Parijs naar Zwitserland te ontkomen. Vandaar ging hij opnieuw naar Frankrijk, maar werd toen gearresteerd. Een contact hielp hem weer naar Zwitserland te komen.
Hij kwam uiteindelijk met hulp van SOE via Spanje en Gibraltar op 2 september 1943 weer in Engeland aan. In december 1943 ging hij werken bij het Nederlandse ministerie van Financiën in Londen. Na de oorlog keerde Dessing terug naar Zuid-Afrika.
George Dessing was een van de weinige SOE-agenten die door de Duitsers niet opgepakt werd en die het kon navertellen.
Toen hij voor SOE in Nederland was, heeft hij zijn ouders in Naaldwijk nog opgezocht:
Comments